Vergadering van die Politieke Raad op 9 Februarie 1723
Dingsdagh 9e Februarij 1723, voormiddags.
Alle present.
...
Waar naar de schippers van de aanweesende scheepen de Herstelde Leeuw en Middelwout ter vergaderinge binnen gekomen en op de gedane afvraging van den Edelen Heer Gouverneur betuigt hebbende dat sij lieden geduurende haar aanweesen alhier t' haren genoegen waren voorsien geworden van groente, versch vleesch en brood, waaromme sij lieden bij obtineeringe van nog eenige manschappen in plaatse der overledene of aangebragte inpotenten en d' vereijschte provisien voor de rheijse, vermeijnden in gereetheijd te sullen kunnen sijn omme op den 19e deeser lopende maand bij bequaam wind en weeder te kunnen werden gemonstert en van hier gedepescheert; weshalven naar deliberatie beslooten is dat aan haarlieden uijt de hier vertoevende geburgene manschap van het verongelukte schip schonenberg het benodigt aantal zeevarende sal werden besorgt, en daar nevens de vereijschte provisien voor drie maanden en sulx rijst in plaatse van hart brood, welkers restant volgens haar voorgeven voor 't grootste gedeelte bedorven en onbruijkbaar soude geworden sijn, en waaromme het selve ook door gecommiteerde schippers sal moeten werden gevisiteert, sullende alle de gem. provisien uijt gerekent werden voor de Herstelde Leeuw op 200 coppen, en voor Middelwout op 170, buijten de twee maanden provisie haarlieden in de Saldanhabaij van hier toegesonden, 't welk in verre na nog niet geconsumeert is, en alsoo de twee voorme. schippers sig daar meede ten vollen gecontenteerd hielden, Soo is daar nevens vastgestelt dat die twee kielen ten voorgestelden dage bij toelatinge van weer en wind sullen werden gemonstert en van hier gedepescheert.
Vervolgens produceerde den Edelen Heer Gouverneur ter vergaderinge het onderstaande dagregister door den schipper Albert van Soest en den boekhouder Paulus Augier, tot het verbranden van 't verongelukte schip Schoonenberg gecommitteert geweest, op die voijagie gehouden, mitsgrs. seekere assignatie ten behoeve van den burger Hendrik Clopper [2] over wagen vragt ten laste der E. Compe. getrocken, beijde van de volgende inhoud: [3]
Schriftelijk ra[p]port overgelevert aan den Wel Edele Heer Gouverneur en den Agtbe. Raad van de Caap de Goede Hoop, door de gecommitteerdens tot het brande van 't verongelukte schip schonenberg.
Wel Edele Groot Agtbare Heere,
Agtervolgens en in committee van UEde. Groot Agtbare commissie tot het verbrande van 't verongelukte kiel, gedatteert den 7e der gepasseerde maand Januarij:
Donderdag den 14e: Wij hebben onse reijs aangevange en vo[o]rtgeset tot boven den kloove, waar wij een nagt halta hielde.
Vrijdag den 15e: Lieten weer inspannen en voortsetten tot aan Palmiet Rivier, waar wij ververste en toen geavanceerd tot aan Knooflooks Craal.
Saterdag den 16 do.: Smorgens ons reijs weer aangevange en avanceerde tot aan Bott Rivier, en naar twee uure vertoevens, voortgeset tot aan Onrust Rivier.
Sondag den 17 do.: Smorgens vroeg ingespand en sijn tegens den middag aan Mossels Rivier gearriveerd, en na een weijnig ververst te hebben, voortgesett tot aan den Uijle Craal, omtrent 11 uure 's nagts sijnde.
Maandag den 18 do.: Hielde den heele dag halte, preste Hendrik Cloppers wagen tot dienst van d[e] E. Compe., en sloegen een oss dood.
Dingsdag den 19 do.: 's Morgens te 6 uure vertrokken, en kwame tegens 10 uure aan Hagels Craal Rivier, naar een uur vertoevens weer voortgeset tot aan Buffelsjagt Rivier, waar wij dien nagt campeerde.
Woensdag den 20 do.: 's Morgens ten 5 uure vertro[c]ke en tot aan Candeel Fonteijn geavanceert, wij ververste een weijnige en sette weer voort tot aan Soetendaals Valleij, waar wij de beeste liete drinke en quame tegens 6 uure aan Caab d' Aguillas, waar wij de quartiermeester en twaalve [4] matroosen fris en gesond bevonde.
Donderdag den 21 do.: 's Morgens de wind van 't w.s.west, stonde een swaare branding, soo dat wij niet aan boord konde gaan, 's middags de wind van 't west met een stijve coelte, de branding vloog sometijds [5] over 't agterschip, het was dien dag ongestadig weer met stijve regen buijen.
Vrijdag den 22 do.: 's Morgens de windt van 't W.N.Wt. slappe koelte, soo dat de zee begost wat te gaan leggen, konde egter dien dag niet aan boord geraken.
Saterdag den 23 do.: 's Morgens met lamiere van den dag de wind N.W., moeij [6] weer, ginge naar boord, bevonde dat het agterschip met alle het geen in de cajuijt gestaan hadde, t' eenemaal aan stukken geslagen, sodanig dat ik geen kist nog kist [7] gelijke konde vinde, wij maakte facines klaar en haalde eenige teer boven, en opende alle d' arrak leggers en verders wat dienstig was tot brande van 't schip, dog moest 's avonts met vallent water naar de wal toe, 't schip was met 't laatste spring seer ontrapponeerd. [8]
Sondag den 24 do.: 's Morgens met d' lamiere van den dag ginge met d' bood naar boord, maakt worst en losse cabel gaarn, staken se in teer tot de fascines, hadde dien dag de wind van 't O.Z.Ot., moeij weer, [9] wij maakte alles klaar tot het aansteeken, dog het schip was over al so nat, dat ons onmogelijk scheen de brand daar in te krijge, gonge dierhalve 's avonds weer na de wal.
Maandag den 25 do.: 's Morgens de wind van 't O.N.Ot., moeij [10] weer, dog het water was so lage dat wij niet aan boord konde gaan, 's agtermiddags de wind N.N.Wt. met regen, de geheele nagt mottig weer.
Dingsdag den 26 do.,: 's Morgens de wind van Z't [11] Ooste tot Z.Z. West, stil weer, wij ginge naar boord en stake 't schip in 't brand op thien plaatsen te gelijk, het stont in 3 minutte rondom in de ligten vlam, so dat wij werk hadde om 't boodt van boord te krijgen, 't brande vervaarlijk niettegenstaande het onderste dek gelijk het water stondt, het brande seer vel de geheele nagt door.
Woensdag den 27 do.: 's Morgens vroeg was het schip gelijk met het water, men kon altemets wat rook en dan wat vuur sien, wij staken het bood in de brand, en sonde 't volk voor aff toen het door brand was, wij verlieten 't strand, niemand naar laatende, maar daar was een man, genaamt Christian Janse van Coppenhage, die dags te vooren aan de strand gekome was, die wij expresselijk bevall meede te gaan, dog een canon schoot van 't strand is hij buijten ons wil en wete te rug gekeert, toen wij hem miste sond mij den schipper te rug om te sien ofte hij aan strand was; ik bevond hem daar niet alleenig, maar beneffens hem 3 a 4 Europeanders die wij in geheel van de vooren niet gesien hebben, ettlijke [12] swarte jongens en Hottentotte, die so dra als sij mij vername, sig weg pakte, behalve de gemelde Christian, die een Compagnies snaphaan in sijn hande hadde, hij woude nog snaphaan overgeven nog strant quittere, en toen ik naar den snaphaan greep, gaf hij mij een stoot daar mede tegens 't borst so dat ik moeijte genoeg hadde hem se afhandig te maaken, alleenig sijnde toen ontliep hij mij en ik ging naar de wagen en waarschoude den schipper, die mij versogt weer naar toe te gaan en nam een swarte jonge meede, die een Casper Piek [13] vond onder een kruppel boss, [14] nie vrijwillig naar de wagen gong, wat verder gegaan sijnde, vond do. jonge den voorgenoemde Christian mede agter een boss, versien met sijn eijgen snaphaan, maar hadde groote sporreling eer ik hem aan de wagen kon krijgen, den schipper en ik vonde het raadsaam hem vast te binde, en op ons wage te neme tot dat wij bij de andere wagens quame, die wij vonde aan Soetendaals Val[l]eij, kort naar ons arrivement is Henric Klopper bij ons in de tent gekome met seer brutale redene en dreijgemente, ons afvorderende do. Christian loss te laate, hij woude mede 't goed van sijn wagen afgoeijen [15] ofte wegrijen, om welke en meerder redene, te lang om hier te melde, name wij hem in arrest, tot dat hij nugteren soude worde, wij hielde uijt dien redene halve den geheele dag halte aan Soetendaals Val[l]eij.
Donderdag den 28 do.: 's Morgens met den dage brak wij op, [16] do. Klopper op sijn belofte van beter gedrag en van meede naar de Caab te gaan loss latende, wij quamen tegens 2 uure naar de middag aan Buffeljagt Rivier, en na gegeete te hebben weer voortgesett tot op 2 uure na bij Kloppers post.
Vrijdag den 29 do.: 's Morgens lieten wij weer inspan[n]e, bevonde do. Klopper de hasepad hadde gekoose, en toen wij aan sijn post kwame, wierde wij wakker van sijn wijf uijt gescholde, sij seijde haar man na de Caab toe was, wij hebben daar dien dag halta gehoude.
Saterdag den 30 do.: 's Morgens ten 4 uuren setten onse reijs weer voort tot aan Onrust Rivier, den voorgenoemde Christian is van ons afgegaan onder pretext van wildt te schieten, maar heeft 't wederom kome vergeete, naar 2 uurens vertoeven weer ons reijs voortgeset tot aan Kleijnriviers Valleij, waar wij een nagt halte hielde.
Sondag den 31 do.: 's Morgens ten 5 uure onse reijs aangevange en voortgesett tot aan Bott Rivier, na ontbete te hebben, voortgesett tot aan Knooflooks Craal, [17] waar wij ten 8 uuren 's avonds arriveerde.
Maandag den 1e Februarij: 's Morgens met den dag is een man te paard van de landgangers van Jacob van der Heijde bij ons gekome, en kort daar na nog een van do. partij, sij reden naar Vergelege, ten 7 uure volgde wij haar en arriveerde omtrent 10 uuren aan Palmiet Rivier, waar wij middag maal hielde, tegens den avond geraakte over de kloof, tog met veel moeijte, terwijl een van onse wagens voor over viel.
Dingsdag den 2 do.: Lieten weer inspannen en quame tegens 9 uure 's morgens aan Vergelegen, waar wij de 13 man hete uijtruste en sonden se 's andere dags vroeg met Compagnies wagen naar de Caab.
Saterdag den 6 do.: Naa twee dagen uijt gerust te hebben, sijn wij naar de Caab vertrokken en daar gearriveerd omtrent 12 uure 's nagts.
(Was getekent) Albertus van Soest, Paulus Augier.
D' Elle. [18] Compagnie gelieft te betaale aan de burger Hendrik Klopper een wagen vragt, geprest den 18 Januarij door de gecommitteerdens tot het brande van 't verongelukte schip schonenberg, en in d' Ee. Compagnies dienst gebruijkt tot heden den 3e Februarij 1723. [19]
(Was geteekent) Albertus van Soest, Paulus Augier.
...
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in 't Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz. [44]
M. DE CHAVONNES.
C. V. BEAUMONT.
K. J. SLOTSBOO.
JAN DE LA FONTAINE.
A. V. KERVEL.
[45]
Notes.
[1] 'n Nuwe skrywer het hier begin skryf.
[2] Hendrik Clopper van Hoorn was getroud met Catharina Botha. Hulle het nege kinders gehad.
[3] Die skribent het die taal onveranderd uit die oorspronklike dagverhaal gekopieer. Vgl. C.340: Attestatiën, 1722-1723, pp. 639-644.
[4] In die Haagse Kopie staan "twaalf".
[5] In die Haagse Kopie staan "somtijds".
[6] In die Haagse Kopie staan "mooij".
[7] In die oorspronklike joernaal staan "geen kist nog kists", en in die Haagse Kopie "geen kist nog kits".
[8] In die Haagse Kopie staan "ontramponeerd".
[9] In die Haagse Kopie staan "mooij".
[10] In die Haagse Kopie staan "mooij".
[11] In sowel die oorspronklike joernaal as die Haagse Kopie staan "Zt
[12] In die Haagse Kopie staan "ettelijke".
[13] Johann Caspar Piek was die seun van Christoph Piek en Anna Ursula Schulte. Hy is in 1683 in Anröchte naby Lippstadt gebore, en het in 1712 as soldaat na die Kaap gekom. Vanaf 1713 tot 1715 het hy as houtkapper diens gedoen, en is toe as plaasarbeider uitgehuur. In 1717 het hy 'n vryburger geword. Hy is in 1719 getroud met Margaretha Hartog, die dogter van Abraham Hartog. (Sien C.J.2660: Testamenten, 1752-1754, pp. 82-84; C.224: Requesten, 1717-1718, p. 371.)
[14] In die Haagse Kopie staan "kreupel bos".
[15] In die Haagse Kopie staan "afgoijen".
[16] In sowel die oorspronklike joernaal as die Haagse Kopie staan "met den dag brake wij op".
[17] In sowel die oorspronklike joernaal as die Haagse Kopie staan "Knoflooks Craal". Vgl. ook Botha, C. G.: Place Names in the Cape Province, p. 62.
[18] In die Haagse Kopie staan "Edle".
[19] Die oorspronklike verklaring berus in C.340: Attestatiën, 1722-1723, p. 645.
Bron
Resolutions of the Council of Policy of Cape of Good Hope Cape Town Archives Repository, South Africa. Reference code: C. 63, pp. 2-79. http://databases.tanap.net/cgh
